Kachelpijp Trek

Werking van een houtkachel

Het verwarmen van een kamer door middel van een kachel of haard, berust op de zgn. turbulentie van de verwarmde lucht. De lucht die de warmtebron omgeeft wordt verwarmd en stijgt naar boven. Aan de andere vlakken van de kamer, het meest aan de koele buitenmuren en de ramen, geeft die lucht haar warmte af en zakt weer naar beneden. Zo ontstaat een kringloop, waardoor steeds nieuwe koele lucht naar de kachel of haard wordt gevoerd. In feite dient de lucht bij deze soort verwarming als transportmiddel voor de warmte.

Opstelling van haard of kachel

Van oudsher zijn er voorschriften geweest voor opstelling van (toen nog alleen) kachels, waaraan men zich bij de latere haarden eveneens zo ongeveer gehouden heeft. Zo mag bv. zo’n warmtebron niet direct op de houten vloer staan, maar moet hij op een plaat opgesteld worden. Vervolgens mag de trek niet door een schuif in de kachelpijp geregeld worden, maar door kleppen vooraan in de kachel (bij haarden in het circulatiesysteem).

De kachelpijp
Volgens een algemeen verbreide opvatting heet het: hoe langer de kachelpijp des te beter de warmte-afgifte. Dat mag misschien waar geweest zijn voor de ouderwetse modellen, de thans gangbare haarden en (weinige) kachels zijn zo geconstrueerd dat bij een normale, dus korte pijp, de rookgassen met een temperatuur van ongeveer 150 tot 200° in de schoorsteen komen, wat juist voldoende is om een goede trek te veroorzaken.

Loopt de pijp toch door de kamer, wat bij gebruik van de hier en daar herleefde potkachel nogal eens het geval is, dan moet deze van houten wanddelen minstens 45 cm, en van een stukwerk-plafond 25 cm verwijderd zijn. Verder dient de pijp dezelfde doorsnee te hebben als die van de aansluiting aan de kachel. Bij invoer bovenin de schoorsteen dient de pijp altijd door een aparte bus omsloten te worden, daar er anders gevaar voor scheuren van pleister- en zelfs van metselwerk bestaat. Tenslotte: laat nooit twee kachelpijpen op gelijke hoogte in een schoorsteenkanaal uitmonden.

Enkele storingen

De kachel of haard trekt niet
Dat kan de volgende oorzaken hebben: vervuiling van schoorsteen en kachelpijp, overmatig veel roet, verroeste kachelpijp, asla boordevol. Remedie voor al deze oorzaken: grondig reinigen.

Lekken in schoorsteen of kachelpijp
Soms dringt er ‘valse’ lucht binnen, waardoor de trek verstoord wordt. Zulke lekken kunnen ontstaan door doorroesten van de kachelpijp- elleboog en het verpulveren van de kalk in de voegen van het schoorsteenkanaal. Ook kan er ergens in het schoorsteenkanaal een luikje open zijn blijven staan of zijn opengevallen.

Verkeerde invoer van kachelpijp
Het op gelijke hoogte invoeren van twee kachelpijpen op eenzelfde rookkanaal is funest. Ze dienen ten minste op verschillende hoogte ingebracht te worden.

Te korte schoorsteen
Reikt de schoorsteenuitmonding niet hoog genoeg ten aanzien van de nok van het dak, dan kan valwind de trek verhinderen. Verlenging van het rookkanaal-einde is dan de enige oplossing.